Ontstaan

Hoe Mijn Levensboek ontstond

door Fiet van Beek

Jaren geleden was ik de begeleider van een meisje. Laten we haar Saskia noemen. Saskia was 15 jaar oud en woonde bij haar vader. Dat was niet altijd zo geweest. Na de scheiding van haar ouders woonde ze bij haar moeder, later bij haar moeder en diens vriend. Moeder en vriend dronken veel te veel. Saskia werd uit huis geplaatst, woonde in een groep, ging in het weekend naar een gastgezin. Later naar een ander gastgezin. Daarna ging ze in een pleeggezin wonen. Toen dat niet meer ging, kwam ze bij haar opa en oma terecht. En daarna bij haar vader. Toen ik Saskia leerde kennen, was ik twee keer zo oud als zij en zij was twee keer zo vaak verhuisd als ik.

Saskia kwam bij haar vader in rustiger vaarwater. Toen kwamen de vragen. Heel veel vragen. Hoe is het eigenlijk gegaan in mijn leven? Hoe heetten die mensen van dat eerste gastgezin? Wanneer is mama met drinken begonnen? Wonen die mensen van het pleeggezin nog in hetzelfde huis? En hoe zag ik er eigenlijk als baby uit?

Vragen waar ik alleen geen antwoord op kon geven. Ik was er voor het grootste gedeelte niet bij geweest. Het dossier gaf wel wat informatie (namen, adressen en data bijvoorbeeld) maar ze wilde ook heel andere dingen weten. Ook haar vader moest op veel vragen het antwoord schuldig blijven. Hoe ze er als baby uitzag wist hij nog wel, maar vrijwel alle foto’s uit die tijd lagen bij moeder en waren op dat moment onbereikbaar. In het pleeggezin was hij maar weinig geweest, want dat was in een periode dat het met hemzelf niet zo goed ging. De gastgezinnen had hij nog nooit ontmoet. En met opa en oma had hij ruzie omdat zij vonden dat hij er de oorzaak van was dat hun dochter aan de drank was geraakt.

Saskia, vader en ik zijn toen op reis gegaan. Hebben een reis gemaakt door Saskia’s leven. We hebben herinneringen opgehaald en vastgelegd. Herinneringen over hoe Saskia als baby was, maar ook hoe het was op de begrafenis van oma en tijdens de ziekte van haar moeder. We hebben plekken opgezocht waar Saskia had gewoond. Zochten mensen op aan wie ze wat wilde vragen. Vonden bij hen veel informatie, kregen foto’s mee en elke keer op weg naar en van ons reisdoel vertelde Saskia wat ze zich nog herinnerde van hoe het toen was. Goede en nare herinneringen kwamen boven.

Saskia’s pleegouders vertelden dat ze vroeger al zo goed kon zingen en dat ze zo zorgzaam voor haar broertje was. Maar ook dat Saskia en zij zo’n ruzie hadden gehad toen bleek dat ze stiekem rookte. En hoe Saskia gereageerd had toen ze haar moeder had opgezocht die zo ziek in het ziekenhuis lag.

Al die foto’s, mensen, herinneringen en feiten kregen een plaats in een multomap. Al snel was één multomap niet meer genoeg en was er een tweede en derde nodig. We maakten ook foto’s van hoe het nu was. Van haar kamer, van haar vader, haar vriendje, school en de straat waar ze toen woonde. Zo maakte Saskia een levensboek en hielp ik haar een handje. Steeds meer kreeg ze haar leven op een rijtje. Steeds minder vragen en meer verhalen en geordende herinneringen. Voorop de map schreef ze: MIJN leven. Van het woord levensboek had ik toen nog nooit gehoord. Maar het belang daarvan hadden Saskia, haar vader en ik inmiddels ontdekt.

Tot zover het levensverhaal van Saskia. Nu even over het mijne. Collega’s die ervan hoorden, vonden het een goed idee, zo’n boek maken. Maar ja, zij waren niet zo creatief, zeiden ze. En het kostte ook veel tijd.

Ik ontmoette pleegouders die zelf fotoboeken maakten voor hun pleegkind. Maar ja, de tijd voordat ze bij hen woonden, daarvan was meestal weinig bekend. En het was moeilijk om er een gesprek over op gang te brengen met de kinderen.

Ik sprak volwassen geworden pleegkinderen die vaak verhuisd waren, uit huis geplaatst of van de ene ouder naar de andere en van die ene ouder naar …

Zo ontstond langzaam het idee om iets unieks (want het is hun unieke leven) te maken en toch iets gestandaardiseerds, zodat niet iedereen het wiel hoefde uit te vinden. Iets dat op maat gemaakt kon worden. Iets dat over vroeger en nu ging. Iets dat een leven meekon. Iets waar de gevoelsbeleving van kinderen in kon en de naakte feiten. Iets waar kinderen aan konden werken en volwassenen, of beter gezegd: kinderen met volwassenen.

Ik werkte inmiddels als hoofdredacteur bij het tijdschrift voor de pleegzorg Mobiel. Daar werd het mogelijk om Mijn Levensboek tot stand te brengen. Met hulp van heel veel mensen die ook te maken hadden (gehad) met pleegkinderen of uit eigen ervaring konden vertellen wat er belangrijk is als je als kind veel meemaakt. In 1996 verscheen Mijn Levensboek voor kinderen die in een pleeggezin wonen. Snel daarna kwam de vraag om zoiets ook te maken voor kinderen die in een groep wonen. Dat kwam er in 1998. En doordat steeds meer kinderen thuis hulp konden krijgen, was er ook behoefte aan een variant voor kinderen die thuis wonen en daar hulp krijgen. Dat boek zag in 2003 het levenslicht.

Kinderen als Saskia zijn verwikkeld in een levenslang proces van het ontdekken, ontwikkelen en in standhouden van een zelfgevoel. Informatie is daarbij onmisbaar. Zo vormen zij (en wie niet?) een beeld over zichzelf. Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Wat is er met mij gebeurd?

Saskia en ik weten elkaar nog steeds te vinden. Het schept een band als je zo intensief met elkaar het leven doorreist. Saskia heeft nu zelf een kind, is een alleenstaande moeder en heeft het druk met werk, opleiding en opvoeding. Ze houdt alles van haar kind nauwgezet bij, schrijft en schrijft en maakt veel foto’s. Toen ik haar laatst sprak zei ze: ‘Was er vroeger maar zoiets voor mij gemaakt door mijn ouders. Dan had ik beter geweten wie ik was. Nu ben ik daar pas later achter gekomen. Dat wil ik niet zo voor mijn dochter. Ik wil dat zij altijd weet wie ze is.’