Ik ben toch zo blij met internet, een schatkist vol aan vondsten!

Hanneke Gunsing

Hanneke Gunsing schrijft korte verhalen. Zij put uit een rijk verleden waarin zij met en zonder haar moeder op allerlei plaatsen en in heel veel gezinnen woonde. Ze schrijft over de gast- en pleeggezinnen en de groepen waarin ze woonde. In haar boek Kind geen bezwaar beschrijft ze ook hoe ze nog steeds – al is ze inmiddels 70 – zoekt naar mensen van vroeger die een puzzelstukje aan haar levensverhaal kunnen toevoegen. Wie heeft haar onthouden? Wat weet ze zelf nog?

VINTERNET

Ik ben toch zo blij met internet, een schatkist vol aan vondsten!

Meermaals stond ik versteld en met een bek vol tanden.
Want ik ben zelf gevonden door meerdere schoolgenoten, een pleegbroer en laatst zelfs door een heel bijna-pleeggezin.
De dochters ruimden het huis van hun oude moeder op en vonden een foto, waarop ik met hen sta: 5 kinders op een rij en een erbij met krullen.
Toen ze hun demente moeder vroegen wie dat kind was, antwoordde deze zonder aarzelen: Hanneke Gunsing!
Een van de dochters zocht mij via Facebook en jawel, vond mij op het Feestboek.
Zal ze: ‘Ik vinternet’ geroepen hebben tegen haar zus?

Inmiddels ontmoetten wij elkaar te Heerenveen en puzzelden onze geschiedenis bij elkaar.
Drie van de zes kinderen ontmoette ik en hun moeder, die mijn moeders taak zou overnemen na haar verscheiden.
Dat overlijden ging wel door, pleegkind worden van dit grote gezin niet.
Hoe prettig dat ik de oude moeder kon bedanken voor haar liefdevolle intentie.
De hartelijke kinderen grapten dat zij een luidruchtig en druk gezin hadden gevormd.
Er kwamen veel schaatsers van de Schaatsbond over de vloer, woonden er soms een poosje.
Er liepen voortdurend mensen in en uit.
Iedereen kon aanschuiven.

Hoe zou het geweest zijn voor dit enig kind, om als zevende hun kinderrij te vergroten?
Ik heb voornamelijk herinneringen aan oude(re) mensen, op mijn elfde woonden we zelfs in een bejaardenhuis in de Zaanstreek.
Ik begreep oude mensen, had er goed contact mee.
Ik was een oud kind, zeer verantwoordelijk, overaangepast en begreep de kinderachtigheid van leeftijdgenootjes vaak niet.

Ik heb meerdere mensen uit mijn jeugd teruggevonden via internet en vind dat een zegen en soms ook niet.
De pleegbroer met zijn hoge verwachtingen kon ik alleen maar teleurstellen.
Ik werd en ben en wordt het zevende kind niet van die zes lieve kinderen, die me zochten en vonden.
Een paar jaar na ons vertrek overleed de weduwnaar – vader van de broer en het zusje – waar mijn moeder huishoudde (en niet huishield, hoop ik).
Ach, die kinderen toch, ook zij hebben een droef verhaal.

 Als pleegkind maak je maar een poosje deel uit van een (familie)geschiedenis.
Je bent een voorbijganger.
Mijn moeder en ik gingen ook in veel levens voorbij.
Zijn wij onthouden?
Wie heb ik zelf onthouden?

Het levert een wonderlijk heimwee op.
Zoals de gaten in de (fondue)kaas mij altijd wat weemoedig stemmen.

Waarom zit daar niets?
Wat ontbreekt daar?
En die smaak verwart me ook.
Is-ie nu eigenlijk wel of niet lekker?
Ik ben er nog steeds niet uit.